An interview

Stephan Pas, zijn kijk op het dirigeren
In de vorm van een denkbeeldige dialoog met zichzelf

Stephan, kun je iets zeggen hoe je tijdens een concert te werk gaat als dirigent? Wat is je functie precies, het orkest kan het stuk toch spelen, je hebt toch gerepeteerd met ze?

Ja, dit doet me denken aan iemand die me na een concert aanschoot en zei: Ik vind het allemaal heel erg mooi, maar wat sta je daar eigenlijk te doen? Nou, hoe een muziekstuk tijdens een concert verloopt heeft alles te maken met je bezieling, de manier waarop je de muziek beleeft en voelt. Via deze subjectieve, intuïtieve weg kun je een compositie als het ware binnendringen en haar betekenis overdragen. Je kunt door een wetenschappelijke of rationele houding, een kunstwerk misschien wel begrijpen maar nooit voor honderd procent tot zijn recht laten komen. Iedereen zal een muziekstuk meer waarderen als het met alle warmte, leven en kracht wordt uitgevoerd. Het is dus steeds de intensiteit, je persoonlijkheid, waarmee je werkt. De natuur die uit een muziekstuk spreekt en de menselijkheid die erachter steekt komt dan via je zelf naar buiten. Net als bij de zangeres van de “Wesendonk Lieder” die je vanavond zult horen. Zij moet wat ze voelt naar buiten projecteren, zij kan zich niet beperken tot het eenvoudig zingen van het Lied, maar moet het ook menselijk en theatraal vormgeven. Bij wat zij doet, heeft zij dus steeds een ‘idee’ nodig, ook al is die niet direct voorhanden. Om dit te bereiken moet je je oordeel over een compositie steeds opnieuw zoeken en bepalen. De klank wordt wordt dan een expressie van de ziel.

 

Ik kan me echter voorstellen dat je juist precies moet doen wat er in de partituur staat, dat leren we ook op de muziekles. Bovendien is er nu zoveel wetenschappelijk onderzoek gedaan naar de oorspronkelijke uitvoeringspraktijk, zodat het bijna exact bekend is hoe we oude muziek moeten spelen. .

Ja, steeds meer musici en dirigenten zoeken naar de zgn. authenticiteit. Maar ik vind dat de techniek, het rationele en het wetenschappelijke hierin wordt overschat. De dienstbaarheid aan het muziekstuk wordt letterlijk opgevat, je moet precies doen wat de componist heeft opgeschreven. Op zich kun je niets tegen deze preciese inbrengen, maar het elimineert mijns inziens praktisch het belangrijkste element van het spel, namelijk de intuïtie van het moment en het improvisatorische element van het spel. Ik vind bijvoorbeeld het haast onmerkbare schommelen van het tempo en kleur, dat niet mechanisch bereikt kan worden (in repetities bijvoorbeeld) zeer bepalend voor het feit of een uitvoering slaagt. Ook de agogische en dynamische nuances moeten steeds variëren. Ik zoek altijd naar de muzikaliteit en laat de techniek het voertuig hiertoe zijn. Pas dan kan het orkest een instrument worden waardoor de ziel, het gevoel intuïtief wordt overgebracht. De dirigent is hierbij de bemiddelaar, de communicator, de conductor, het bloedvat waardoor alles stroomt. Natuurlijk is een zo getrouw mogelijke weergave een voorwaarde voor elke serieuze uitvoering. Maar geen enkele aanwijzing van de componist heeft betekenis als de dirigent niet de geest van de compositie tot uitdrukking kan laten komen. De aanwijzingen van de componist kunnen de dirigent slechts behoeden voor grove fouten, maar de betekenis van de muziek kan hij er niet aan ontlenen. Sterker nog ze vooronderstellen de kennis van de betekenis van het stuk.

Is dit verschil in opvatting er altijd zo geweest, of is het typisch iets van deze tijd? Ik kan me zo voorstellen dat componisten als Mozart en Beethoven deze tweestrijd niet kenden alleen al omdat er in die tijd zelden muziek uit oudere tijden werd gespeeld. Bovendien waren ze allang blij als hun muziek werd uitgevoerd.

Ten tijde van Mozart en Beethoven was het voldoende als men zich over de kunst kon verwonderen, maar ook later in de negentiende eeuw was men tevreden als een kunstwerk eenvoudig mooi was. Pas recentelijk beoordeelt men een kunstwerk naar zijn sterkte, vitaliteit en actualiteit. Dit heeft tot gevolg dat alle andere maatstaven worden afgedaan als subjectief, alleen de letterlijke weergave van de partituur schijnt nog goed te zijn. Dit is typisch een uitdrukking van de huidige tijd. Men moet dus trouw zijn aan het (oorspronkelijke) werk, aan de tekst, de letter. Men wil het zo horen zoals het is, niet in één af andere opvatting van één of andere dirigent. Ik vind dit heel erg jammer. Historische invloeden worden bediscussiëerd alsof ze het essentiëele in het kunstwerk betreffen, maar dit zijn alleen algemene concepten die slechts een afstandelijke en abstracte verbinding met het werk hebben. Dit is dus het intellectualisme, een poging om een algemene oriëntatie te gebruiken, om het te begrijpen. Op zich zijn deze discussies heel makkelijk om te voeren, omdat de directe confrontatie met het werk juist wordt vermeden. Maar gelukkig is geen enkele muzikale uitvoering mogelijk zonder een subjectieve opvatting. Hoezeer de componisten zich ook moeite getroosten om al het mogelijke in de partituur vast te leggen, en hoe secuur de dirigenten deze aanwijzingen ook uitleggen, er blijven (zelfs ten aanzien van het tempo) nog talrijke vragen open die niet beantwoord worden, eenvoudigweg omdat ze niet beantwoord kunnen worden. Ik vraag me wel eens af of de zgn. authentieke uitvoeringspraktijk haar ideaal nodig heeft, juist omdat men dat andere (de gevoelskant), niet verder uitdiept. Bovendien vooronderstelt men bij een letterlijke weergave dat men alles over het werk weet, hoe het ontstaan is, hoe het werd gespeeld etc. een nogal pretentieuze houding. Volgens mij heeft het tot gevolg dat het externe, het uiterlijke van de muziek, heel sterk wordt overdreven. Het belangrijkste is echter hoe het klinkt, wat het je doet, hoe de dirigent de immanente betekenis van een muziekstuk realiseert, hoe hij het laat leven. Al het andere is secundair.

Kun je wat vertellen over de manier waarop dit proces bij jouw gestalte krijgt, het staat een beetje ver van m’n bed, als je er zo over praat. Dirigeren lijkt me zo gezien iets heel abstracts.

Muziek moet een gevoel overbrengen, zonder emotie bestaat er geen muziek. Dit vind ik juist heel concreet. De dirigent is de eerste die moet voelen. De dirigent moet echter niet alleen voelen, maar moet dit gevoel ook uiten, overgdragen aan het orkest. Het belangrijkste is om de emotie te laten zien. Het orkest doet slechts dat wat de dirigent laat zien. Als hij geen emotie laat zien, zal het orkest dat ook niet spelen. Je conceptie van het werk (de ultieme waarde van het kunstwerk) ligt dus in omstandigheden die dat het van persoon tot persoon verschillen. Elke musicus zoekt zijn eigen artistieke wegen. De muziek met al zijn samenhangen moet in de dirigent gaan leven. Dan is de dirigent zichzelf, hij musiceert zelf, hij communiceert. Hij moet de muziek zich eigen maken. De muziek wordt dan geen resultaat van iets anders, maar iets heel eigens, iets individueels. Het moet dus niet zo zijn dat de dirigent naast de muziek gaat staan, alsof hij een ‘stijlvolle’ interpretatie geeft, dus een afstandelijke. Een weergave is pas echt authentiek (in mijn betekenis van het woord) als de dirigent erin slaagt de grotere samenhangen, de aan de compositie ten grondslag liggende bezieling, met zijn gevoel kan begrijpen en weergeven. Alleen het individu kan zijn weg hier vinden, je kunt dit niet echte leren. Het is een lange weg maar wel een naar het hart van de mensen. Als je je eigen hart laat kloppen, breng je de mensen tot een bewustzijn van henzelf. Dit geeft een oneindig rijk scala van mogelijkheden voor de muziek maar ook voor jezelf. Je bent dan een individu die creëert, schept, communiceert.

Het lijkt me dat dit niet altijd eenvoudig is en dat het steeds een lange zoektocht is.

Je moet het kunstwerk zelf als uitgangspunt nemen, je kijkt naar het unieke organisme, hoe het zich voor je ontvouwt, het gebeurt welhaast vanzelf. Het materiaal en de methode zijn van veel minder belang. Techniek nog minder. Er bestaat immers geen ‘techniek’ in een echt kunstwerk, geen techniek die van belang zou kunnen zijn voor een ander, of hij kunstenaar is of niet.

Stephan, kun je wat meer specifiek iets zeggen over de stukken die op het lustrumconcert van het orkest zullen worden uitgevoerd?

Ja, ik kan mijn werkwijze het beste toelichten aan de hand van de 8ste Symfonie van Beethoven. Mijn zoektocht gaat hierbij uit naar de ontwikkeling van deze compositie, naar het levende, de organische groei van elke melodie, het ritme en de harmonie. De kwaliteit van Beethovens muziek, en vooral de 8ste symfonie, is bij uitstek een organische, de manier waarop het werk zich van het ene naar het andere ontwikkelt. Deze symfonie gaat vooral over de energie van het worden en de kracht van de voorwaartse beweging. Er is dus iets fatalistisch in deze symphonie, het eenzijdige doel en de strategie die het heeft. Dit is eigenlijk een kenmerk van de symfonie als zodanig. Zelfs bij Schubert of Bruckner, waar alles zich temidden van de bloemetjes afspeelt, blijft het idyllische toch ook iets episodisch houden. Deze eenzijdigheid van het doel, deze duidelijke en onmiskenbare cohesie van het geheel kan alleen gecreëerd worden door de (natuur)wetten. In de muziek zijn dit de wetten van de tonaliteit. De symphonie en de symphonische gedachte zijn alleen mogelijk met de tonaliteit. De dirigent moet onderzoeken hoe deze wetten zich in het specifieke muziekstuk openbaren. Alleen als je de diepere wetten van de tonaliteit waarneemt, dan ervaar je het complete scala van spanning en ontspanning, de vorm. Zo kun je de muziek heel ver dragen. Indien de tonaliteit niet eenduidig is, of ontbreekt zoals in moderne muziek, dan is de taal van het doel dood, de organisatie van de duidelijkheid en natuurlijke ontwikkeling valt dan weg. Daarmee is ook een belangrijk middel tot expressie verloren gegaan (begrijp me goed, ik ben allerminst een tegenstander van a-tonale muziek). Tonaliteit is dus niets anders dan de architectonische structuur van de tijd. Hij is van onschatbare waarde. De tonaliteit is alleen uitgeput als we niet meer in staat zijn de realiteit van ruimte en tijd te produceren, de realiteit van de architectuur. We moeten echter blijven luisteren en kijken, en niet te lang erover denken, want dan putten we de kunst zelf uit. Als we een natuurlijke melodie bijven horen en zien, raakt de tonaliteit nooit uitgeput.

Ik begrijp je heel goed, maar wat is nu het belang van dit alles bij het dirigeren van het orkest? Als je met de techniek bezig bent, kun je dan je muzikale wensen verwezenlijken?

Elk individu, op welk niveau hij ook speelt, heeft binnen in zichzelf een onfeilbaar standaard van wat natuurlijk is, wat goed voelt in de muziek. Je moet alleen leren om het te herkennen, te ontvangen. Je moet de stem leren kennen die binnen in je spreekt, je moet op die stem, op dat gevoel vertrouwen, je moet op jezelf vertrouwen. Je innerlijke stem kun je altijd raadplegen, je weet dan meteen wat natuurlijk is en wat niet. Als je een kunstwerk wil dragen, met al je kracht, dan bezit je ook de kracht en moed om jezelf te zijn. Ieder mens bezit deze natuur binnen in zichzelf. Alleen de persoon die van binnen uit voelt, die zich niet laat beïnvloeden, weet wat hij voelt, handelt erna, en zal op een natuurlijke en gratieuze manier musiceren. Zoek dus steeds dit natuurlijke in jezelf op.

Dank je wel, voor dit gesprek.

Geen dank, graag gedaan.

Comments are closed.